Oudgriekse literatuur
Sjabloon:Zijbalk Oud-Griekse kunst Oud-Griekse literatuur verwijst naar literatuur in het Grieks geschreven tot de 4e eeuw. Zij had al vroeg een rijke traditie met namen zoals Homerus en Hesiodus en zou tevens de Romeinse literatuur inspireren tot literaire werken van formaat. De hedendaagse literatuur is nog steeds in meer of minder mate beïnvloed door de literatuur die de Grieken meer dan twee millennia voor hen creëerden.
De Archaïsche Periode
De Epiek
- Homerus
- Ilias
- Odyssee (of Odyssea)
- het Wereldbeeld in de Homerische Epiek
- Andere werken aan Homerus toegeschreven
- De Cyclische Epen
- Het leerdicht: Hesiodus
De Lyriek
- Monodische Lyriek: Alcaeus - Sappho - Anacreon
- Koorlyriek: Alcman – Stesichorus – Ibycus – Simonides – Bacchylides – Pindarus
- Jambische Poëzie: Archilochus - Semonides - Hipponax
- Elegie: Callinus – Tyrtaeus – Solon – Mimnermus – Theognis – Xenophanes
Het Wetenschappelijk Proza
- In de periode 550 - 450 v.Chr. werden in proza allerlei feiten en realia (weetbaarheden of wist-je-dat-jes) over volkeren, steden en voorname families verzameld en geordend.
- Anders dan in het epos, dat vol bewondering opkeek naar wat goden en helden ooit deden, wordt hier het weetbare zakelijk en zelfs kritisch voorgesteld.
- Het werk van deze logografen (= verhalers in proza) vertoont een voorkeur voor inlichtingen gesteund op eigen waarneming (αυτοψία) of die van anderen (ιστορία = onderzoek) en ook voor anekdoten en novellen
- belangrijkste vertegenwoordiger: Hecataeus van Milete (ca. 550 - 480 v.Chr.)
De Filosofie
De archaïsche tijd (7e/5e eeuw v.Chr.) is voor de Griekse filosofie de wordingsperiode. Het voornaamste object van het wijsgerige denken is de kosmos en de onderliggende oerstof daarvan.
- De vertegenwoordigers van de School van Milete (of de natuurfilosofen) stellen dat de oorsprong (archè) van alle zijnden ligt in eenzelfde oerstof, die bezielde materie is.
- Thales van Milete, ± 640-550 v.Chr.:
- oerstof = het "water"
- Anaximandros (Grieks Anaxímandros), ± 610-546 v.Chr.:
- oerstof = het "apeiron"
- Anaximenes, ± 585-528 v.Chr.:
- oerstof = de lucht
- Thales van Milete, ± 640-550 v.Chr.:
- Pythagoras: de getallen
- Het probleem Wording/Verandering of Onveranderlijkheid?
- Heraclitus van Efesus
- De School van Elea: Parmenides - Zeno
De Klassieke Periode
De Dramatiek
- De Attische Tragedie:
- Het Saterspel
- De Komedie: Aristophanes
Andere vormen van Poëzie
De bloei van de dramatiek enerzijds en de retoriek zijn typische vormen van gemeenschapskunst, en hebben voor de (individuele!) lyriek in deze periode een minder gunstige voedingsbodem geschapen.
Er zijn dan ook geen goede lierdichters in deze periode.
Het Creatieve Proza
- de Historiografie: Herodotus - Thucydides - Xenophon
- de andere Wetenschappelijke literatuur: in het zogenaamde "Corpus Hippocraticum" zijn een vijftigtal tractaten bewaard over verscheidene medische problemen; het is niet met zekerheid te achterhalen, welke hiervan door Hippocrates (± 460 - na 380 v.Chr.) zelf werden opgesteld. Ook zuiver literair is het werk niet onbelangrijk
- de Retoriek: de Attische redenaars: vb. Lysias - Isocrates - Demosthenes
De Filosofie
- de jongere natuurfilosofen → poging tot verzoening van al het voorgaande: Empedocles - Democritus - Anaxagoras
- de sofisten relativeren het traditionele waardensysteem: Protagoras - Hippias van Elis - Gorgias
- de reactie op de sofisten = het hoogtepunt van de Griekse filosofie:
- Socrates
- de Socratici: Xenophon, Plato en Aristoteles
Het Hellenisme
De Romeinse Periode
Het klassieke Attisch wordt opnieuw de richtnorm voor wie in het Grieks schrijft: herleving van het "Atticisme"
De Poëzie
weinig waardevols, meestal wat Spielerei
- Het Epigram: belangrijke vertegenwoordigers
- Philodemus van Gadara (110 – 40 v.Chr.) behoorde tot de kring rond Vergilius
- Marcus Argentarius, begin van de christelijke tijdrekening
- De Epiek
- Quintus van Smyrna (biografische gegevens ?) schreef een vervolg op Homerus’ "Ilias"
- Nonnus van Panopolis (5de eeuw na Chr.) schreef de "Dionysiaca"
Het Proza
- De Historiografie
- Romeinse Geschiedenis (in het Grieks):
- Dionysius van Halikarnassos, 2de helft v.d. 1e eeuw v.Chr.
- Diodorus Sicullus (tijdgenoot van Julius Caesar en Augustus): schreef een wereldgeschiedenis tot de Gallische Oorlog
- Cassius Dio (155 – 235 na Chr.)
- Herodianus (175 – 255) schreef de geschiedenis van de Romeinse Keizers na keizer Marcus Aurelius
- niet-Romeinse aangelegenheden:
- Flavius Josephus (37 – 100 v.Chr.) schreef over Joodse geschiedenis en gebruikte als belangrijke bron de Bijbelse teksten
- de princeps Claudius (10-54 na Chr.) schreef in het Grieks over Etruskische en Carthaagse geschiedenis; hij was een verdienstelijk en productief auteur, maar werd door zijn tegenstanders niet ernstig genomen en zijn werk ging nagenoeg volledig verloren
- Arrianus (± 95 tot 175 na Chr.) schreef over Alexander de Grote en over de diadochen
- De Biografie:
- Plutarchus, "de wijze van Chaeronea" (46 - 120 n.Chr.) schreef parallelle levensbeschrijvingen van historische figuren
- Diogenes Laërtius (eind 3e eeuw) schreef een belangrijk verzamelwerk over de oudere filosofen
- De Geografie: twee belangrijke vertegenwoordigers:
- Pausanias (120 - ?) schreef een reisgids voor het Griekenland van zijn tijd
- Strabo (64 v.Chr. - 19 na Chr.), beschreef alle in zijn tijd bekende landstreken rond de Middellandse Zee
- Romeinse Geschiedenis (in het Grieks):
- De Filosofie
- het Stoïcisme
- Epictetus (± 50 tot 130 na Chr.) en Arrianus
- keizer Marcus Aurelius (121-180 na Chr.) schreef alleen maar zijn bedenkingen op - veelal 's avonds in zijn legertent, op campagne tegen de barbaren -, en waarschijnlijk deed hij dat grotendeels om zichzelf van iets te overtuigen, ergens mee te troosten, of om erachter te komen hoe hij over iets dacht: werken met definities was immers een van zijn intellektuele werkmetodes, precies beschrijven wat de aard en de kenmerken van iets zijn, dan weet je meteen wat ervan te denken. De bedenkingen waren dan ook niet om gepubliceerd, of zelfs om gelezen te worden. Ze dienden ook niet om te klagen. Ze dienden, wellicht, om de stoïcijn-keizer, die van niemand nog orders te ontvangen had aangezien hij het hoogst mogelijke ambt bekleedde in het grootst mogelijke rijk, de gelegenheid te geven zichzelf aan te manen, zich op zijn plaats te zetten, zichzelf moed in te spreken. De stoïcijn immers, neemt het leven zoals het komt, en klaagt niet maar applaudisseert.
- andere stromingen:
- de tweede Sofistiek: Lucianus (120-ca.180)
- het Neo-Platonisme: Plotinus (204-269) - Porphyrius (232-304) - Jamblichus († ca. 330)
- de Peripatetische School
- het Scepticisme: als gevolg van de vele filosofische richtingen die elkaar tegenspreken, kwam men tot het besluit dat de mens zich moet onthouden van elke stellingname, maar tevreden stellen met het onderzoek ("σκήψις") van voor en tegen
- het Eclectisme: onder invloed van de praktische ingesteldheid van de Romeinen (die de filosofie nooit als een doel op zich beschouwden) ging men in elk stelsel zoeken (<"εκ-λέγειν") wat het meest bruikbaar was, om het tot een eigen wereldbeeld op te bouwen
- het Syncretisme: onder invloed van Oosterse denkstromingen (o.m. Joodse en christelijke) komt men ertoe elementen uit alle bekende filosofische strekkingen op te nemen en tot één geheel te verwerken (<"συγ-κεράννυναι")
- het Stoïcisme
- Een nieuw genre ziet het levenslicht: de Roman
- Xenophon van Efese, 1e eeuw
- Chariton, 2e eeuw
- Achilles Tatius, 3e eeuw en Heliodorus van Emessa,
- Longus, 3e / 4e eeuw), auteur van het beroemde Daphnis en Chloë