Naar inhoud springen

Vingerkootje

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door Wimpus (overleg | bijdragen) op 26 dec 2013 om 23:21.
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.

Vingerkootjes[1] zijn kleine stukjes bot. Ze bevinden zich, zoals de naam al aangeeft, in de vingers en geven stevigheid hieraan. Daarnaast hechten strek- en buigpezen zich eraan. De vingerkootjes zijn het uiteinde van de handen. In het Latijn worden deze 'phalanges' (Ned: falangen[2]) genoemd.

Anatomisch gezien bestaan de vingers uit drie soorten falangen:

De duim heeft, in tegenstelling tot de overige vingers, twee in plaats van drie kootjes.

Bij de tenen spreekt men van teenkootjes.

Literatuurverwijzingen

  1. Kloosterhuis, G. (1965). Praktisch verklarend zakwoordenboek der geneeskunde (9de druk). Den Haag: Van Goor Zonen.
  2. Everdingen, J.J.E. van, Eerenbeemt, A.M.M. van den (2012). Pinkhof Geneeskundig woordenboek (12de druk). Houten: Bohn Stafleu Van Loghum.