Naar inhoud springen

Hongaarse naamvallen en uitgangen

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
De printervriendelijke versie wordt niet langer ondersteund en kan weergavefouten bevatten. Werk uw browserbladwijzers bij en gebruik de gewone afdrukfunctie van de browser.

Hongaarse naamvallen en uitgangen (achtervoegsels of suffixen) geven in de meeste gevallen de grammaticale functie van een woord in een zin aan. De verschillende uitgangen kunnen in veel gevallen achter elkaar worden "geplakt", vandaar dat Hongaars een agglutinatieve taal wordt genoemd. Woorden kunnen daardoor lang worden. Het Hongaars heeft een twintigtal naamvallen.

Er zijn twee categorieën van uitgangen te onderscheiden: de verbuigingsuitgangen en de afleidingsuitgangen.

De verbuigingsuitgangen hebben een functie bij de vorming van naamvallen, de lokaalsuffixen (naamvalachtige uitgangen voor plaats en richting), de vorming van meervouden, en de bezitsaanduidingen.
De afleidingsuitgangen spelen een rol bij de woordvorming, waarbij bijvoorbeeld werkwoorden omgevormd worden tot naamwoorden of naamwoorden tot werkwoorden.

Verbuiging

De verbuigingsuitgangen worden geplaatst achter naamwoorden, zoals zelfstandige naamwoorden en zelfstandig gebruikte naamwoorden. Er zijn uitgangen voor de naamvallen[1]

Voorbeelden van uitgangen zijn die voor het meewerkend voorwerp, voor het lijdend voorwerp en de multiplicatief:

  • De uitgang voor het meewerkend voorwerp, de (3de naamval of datief): -nak/-nek = aan, voor.
    Voorbeelden: A napnak = Aan/Voor de zon, A kertnek = Aan/Voor de tuin, A bőröndnek = Aan/Voor de koffer
  • De uitgang voor het lijdend voorwerp, de (4de naamval of accusatief): -ot/-et/-öt, of bij verlagende stammen: -at/-et, of bij overige woorden eindigend op een klinker of op een bepaalde medeklinker: -t
    Voorbeelden: Napot = Dag, zon, Kertet = Tuin, Bőröndöt = Koffer; Barátot = Vriend
  • De multiplicatief: -szor/-szer/-ször = maal, keer wordt geplaatst achter telwoorden.
    Voorbeelden: Hányszor? = Hoeveel keer? Hoe vaak?, Nyolcszor = Achtmaal, Kétszer = Tweemaal, Ötször = Vijfmaal

De "lokaalsuffixen" vormen een grote groep naamvallen, die betrekking hebben op plaats en richting. Hiertoe behoren onder andere:

  • de inessief: -ban/-ben = in.
    Voorbeelden: A házban = In het huis, Debrecenben = In Debrecen
  • de elatief: -ból,-ből = uit.
    Voorbeelden: A házból = Het huis uit, Debrecenből = Debrecen uit
  • de superessief: -on/-en/-ön, of -n (bij woorden eindigend op een klinker) = op.
    Voorbeelden: Az asztalon = Op de tafel, A széken = Op de stoel, A földön = Op de grond, Budapesten = In Boedapest
  • de terminatief: -ig = tot (voor zowel plaats als tijd).
    Voorbeelden: Budapestig = Tot Boedapest, ötig = Tot vijf (uur).

Meervoud

Het meervoud van onder andere het zelfstandig naamwoord worden gevormd met uitgangen.[2][3] Deze zijn standaard: -ok/-ek/-ök, waarbij de uitgang zoals gebruikelijk wordt gekozen volgens de regels van de klinkerharmonie. Als het woord, waarachter de uitgang wordt geplaatst, eindigt op een klinker, dan vervalt bij de meervoudsuitgang de instabiele beginklinker. Verder wordt de instabiele beginklinker beïnvloed door het woord, waarachter de uitgang wordt geplaatst. Als het woord "verlagend" is, dan ontrondt de beginklinker. De keuze van de uitgang is dan niet -ok/-ek/-ök, maar wordt dan: -ak/-ek. Bijvoeglijke naamwoorden zijn vrijwel alle verlagend.

Voorbeelden standaard meervouden: (napok = dagen; kertek = tuinen; bőröndök = koffers; barátok = vrienden).
Voorbeelden meervouden achter een klinker: autók, leckék = lessen, fésűk = kammen.
Voorbeelden meervouden bij een verlagende stam: orrak = neuzen, fülek = oren
Voorbeelden meervouden bij bijvoeglijke naamwoorden: a pirosak = de rode (mv.); a zöldek = de groene (mv.)

Bezit

Hongaarse bezitsuitgangen, enkelvoudig bezit
uitgang of suffix standaardvorm na
verlagende
stam
na klinker
niet-verlagende
stam
possessief 1ste pers. e.v. -om/-em/-öm -am/-em -m
possessief 2de pers. e.v. -od/-ed/-öd -ad/-ed -d
possessief 3de pers. e.v. -a/-e, -ja/-je -ja/-je
possessief 1ste pers. m.v. -unk/-ünk -nk
possessief 2de pers. m.v. -otok/-etek/-ötök -atok/-etek/-etök -tok/-tek/-tök
possessief 3de pers. m.v. -uk/-ük,-juk/-jük -juk/-jük

Bezitsuitgangen (possessiefsuffixen)[4][5] worden gebruikt om de persoon van de bezitter aan te geven. Ook is er onderscheid tussen de uitgangen voor enkelvoudig en voor meervoudig bezit.

Voorbeelden enkelvoudig bezit: napom = mijn dag; bőröndöd = jouw koffer
Voorbeelden meervoudig bezit: kertjeim = mijn tuinen; barátaid = jouw vrienden

Werkwoordvervoeging

Bij de vervoeging van werkwoorden worden achter de stam van het werkwoord uitgangen gebruikt. Bij de verschillende tijden en wijzen worden nog "tekens" geplaatst voor de uitgangen. De uitgangen zijn gewoonlijk afhankelijk van de klinkerharmonie en van de laatste letter van de werkwoordstam. Bezitsuitgangen en persoonsuitgangen lijken voor een deel sterk op elkaar. Bij de vervoeging van werkwoorden[6][7] worden uitgangen gebruikt die volgende zaken kunnen weergeven:

  1. de persoon en het getal (dit deel van de uitgang staat achteraan)
  2. wijze en de tijd. De tegenwoordige tijd van de aantonende wijs heeft geen eigen teken. De verleden tijd en de andere wijzen hebben een teken, dat staat achter de stam en voor de eventuele verdere uitgang.
  3. de bepaaldheid van het lijdend voorwerp: de onbepaalde en de bepaalde vervoeging hebben ieder hun eigen uitgangen.

De "tekens" worden niet tot de uitgangen gerekend, maar gaan er wel mee samen:

  1. teken voor de verleden tijd: -t-,-ott-/-ett-/-ött- achter de stam en voor de eventuele verdere uitgang
  2. teken voor de voorwaardelijke wijs: -ná-/-né- achter de stam en voor de eventuele verdere uitgang
  3. teken voor de aansporende of gebiedende wijs: -j- achter de stam en voor de eventuele verdere uitgang

Woordvorming

Ook voor de woordvorming worden uitgangen gebruikt.[8], zoals bij de vorming van bijwoorden, zelfstandig naamwoorden en bijvoeglijke naamwoorden.

Voorbeeld van vorming van een bijwoord:

l = wel, goed; magyarul = Hongaars, op z'n Hongaars; görögül = Grieks, op z'n Grieks

Voorbeeld van vorming van een zelfstandig naamwoord:

barátság = vriendschap; segítség = hulp; borász = wijnbouwer, oenoloog; ismeretlenség = onbekendheid

Voorbeeld van vorming van een bijvoeglijk naamwoord:

barátos = vriendelijk; ismeretlen = onbekend, debreceni = van Debrecen

Er zijn nog veel andere vormen van woordvorming.

Volgorde van de uitgangen

De Hongaarse uitgangen kunnen in een bepaalde volgorde achter de woordstam van naamwoorden geplaatst worden. In verband met de plaatsing achter de absolute stam kunnen de uitgangen en naamvallen onderscheiden worden in twee groepen.[9] De uitgangen van groep 1 worden geplaatst vóór die van groep 2. De uitgangen van groep 2 kunnen ook direct achter de absolute stam worden geplaatst.

stam van het naamwoord volgorde van plaatsing van uitgangen:
groep 1 groep 2
    • stabiel, niet alternerend
      • niet verlagend
      • verlagend
         
    • alternerend
      • verlagend
      • niet verlagend
    • nominatief
      • enkelvoud, absolute stam, de stam zonder uitgang
         (zoals deze verschijnt in het woordenboek)
      • meervoud (-ok/-ek/-ök, -ak)
    • bezitter (-é)
    • 3de persoon bezitsuitgang
      • enkelvoud (-a/-e, -ja/-je)
      • meervoud (-ai/-ei, -jai/-jei)
  • Een stam van een naamwoord heet alternerend (niet stabiel) als deze verandert onder invloed van een uitgang. Een stam heet verlagend als de stam invloed heeft op de standaardvormen van de uitgang. Alternerende stammen zijn vaak ook verlagend.

    Uitgangen en naamvallen

    Hongaarse naamvallen en uitgangen
    Naamval: Uitgang bij stamtypen: Naamval-
    groep
    standaard verlagend eindklinker+
    niet-verlagend
    ablatief -tól, -től lokaalsuffix
    accusatief -ot, -et, -öt -at, -et -t syntactische naamval
    adessief -nál, -nél lokaalsuffix
    allatief -hoz, -hez, -höz lokaalsuffix
    associatief
    (comitatief)
    -ostul,
    -estül,
    -östül
    -astul, -estül -stul, -stül instrument, doel
    en resultaat
    causalis-finalis -ért instrument, doel
    en resultaat
    datief -nak, -nek syntactische naamval
    delatief -ról, -ről lokaalsuffix
    distributief -onként,
    -enként,
    -önként
    -anként,
    -enként
    -nként restgroep
    -onkint,
    -enkint,
    -önkint
    -ankint,
    -enkint
    -nkint
    distributief-
    temporalis
    -onta, -ente, -önte -nta, -nte tijdssuffix
    elatief -ból, -ből lokaalsuffix
    essief-modalis
    essief
    -ul, -ül -l restgroep
    essief-formalis
    formalis
    -ként, -képp, -képpen restgroep
    illatief -ba, -be lokaalsuffix
    inessief -ban, -ben lokaalsuffix
    instrumentalis,
    sociatief,
    (comitatief)
    -val, -vel1 instrument, doel
    en resultaat
    multiplicatief -szor, -szer, -ször restgroep
    nominatief ø syntactische naamval
    sublatief -ra, -re lokaalsuffix
    superessief -on, -en, -ön -n lokaalsuffix
    temporalis -kor tijdssuffix
    terminatief -ig tijdssuffix
    translatief -vá, -vé2 instrument, doel
    en resultaat

    1: de begin-v van -val/-vel past zich aan aan de eindklinker van de stam
    2: de begin-v van -vá/-vé past zich aan aan de eindklinker van de stam

    Groepen

    De uitgangen[10] worden gebruikt in het geval van

    1. syntactische naamvallen (nominatief, datief en accusatief)
    2. lokaalsuffixen: uitgangen voor plaats en richting (ablatief, adessief, allatief, delatief, elatief, illatief, inessief, sublatief en superessief)
    3. uitgangen voor modaliteit

    Toepassing

    Naamvalsuitgangen worden onder andere toegepast bij:

    1. zelfstandig naamwoorden
    2. zelfstandig gebruikte bijvoeglijke naamwoorden
      Voorbeeld: a piros = de rode, a pirosban = in de rode, a pirosat kérem = ik wil de rode
    3. zelfstandig gebruikte telwoorden
      Voorbeeld: hármas = nummer drie, a hármast kérem = ik wil de nummer drie;
      Voorbeeld: több = meer, többet nem iszom = meer drink ik niet
    4. voornaamwoorden, als:
      • sommige persoonlijke voornaamwoorden
        Voorbeeld: Ön = U, Önnek = aan/voor U; Maga = U, Magával = met U
        Afwijkingen: én = ik, nekem = aan/voor mij; veled = met jou
      • vraagwoorden
        Voorbeelden: mi = wat, miben = waarin; ki = wie, kivel = met wie; melyik = welke, melyiket = welke accusatief
      • betrekkelijk voornaamwoorden[11]
        Voorbeelden: ami = wat, amiben = waarin; aki = wie, akivel = met wie; amelyik = welke, amelyiket = welke accusatief
      • aanwijzend voornaamwoorden
        Voorbeelden: ez = dit/deze, az = dat/die, ezek = deze (meervoudsuitgang), ezzel = met deze (enkelvoud), ezekkel = met deze (meervoud)

    Keuze

    De te kiezen juiste vorm van de uitgang hangt af van de stam, de uitgang en de klinkers (in verband met de klinkerharmie).

    • Stam: het type van de stam, waarachter de uitgang wordt geplaatst
      • standaard, of
      • eindigend op een klinker, of
      • verlagend
    • Uitgang: het type uitgang
      • aantal mogelijke vormen (1-harmonisch, 2-harmonisch, 3-harmonisch)
      • veranderlijkheid
      • beginnend met een instabiele klinker, of
      • beginnend met een assimilerende v-,
    • Klinkerharmonie: de regels van de klinkerharmonie.

    Klinkerharmonie

    Op grond van het gedrag bij klinkerharmonie zijn er zijn drie typen uitgangen te onderscheiden:

    1. drie harmoniserende uitgangen, zoals -hoz/-hez/-höz (bij), -szor/-szer/-ször (maal) of -ok/-ek/-ök (meervoud),
    2. twee harmoniserende uitgangen, zoals -nak/-nek (aan of voor) of -val/-vel (met)
    3. onveranderlijke uitgangen, zoals -kor (om), -ig (tot) of -ért (wegens)

    Syntactische naamvallen

    De syntactische naamvallen omvatten in het Hongaars:

    De 2de naamval ontbreekt in het Hongaars. De functie daarvan worden overgenomen door de bezitsuitgangen.

    De 3de naamval wordt aangegeven door -nak/-nek achter de stam te zetten; er zijn twee stabiele harmonische vormen.

    Voor de uitgangen van de 4de naamval zijn er drie situaties:

    1. Bij niet-verlagende stammen die eindigen op een medeklinker wordt de accusatief aangegeven door de standaarduitgangen -ot/-et/-öt
      Voorbeelden zijn: napot = dag, zon, bőröndöt = koffer
    2. Bij een verlagende stam worden de beginklinkers van de uitgangen verlaagd tot -at/-et (bijvoorbeeld achter meervoudsuitgangen, bezitsuitgangen, zelfstandig gebruikt bijvoeglijke naamwoorden en achter veel zelfstandige naamwoorden; zie ook woordenboek)
      Voorbeelden zijn: fogat = tand, fület = oor
    3. De uitgang wordt -t (en vervalt dus de instabiele beginklinker)
      • bij de overige stammen, waarbij de stam eindigt op een klinker,
      • achter een niet-verlagende stam, eindigend op een klinker plus -sz, -z, -s, -zs, -j, -ly, -l, -r, -n, -ny, ssz, zz, ss, ll, rr, nn, nny, ns, nsz en nz.
      Voorbeelden zijn: kocsit = auto, fésűt = kam, kést = mes

    De drie syntactische naamvallen (de nominatief, de datief en de accusatief) staan in onderstaande tabel. Ze worden veelal toegepast bij naamwoorden, zoals zelfstandige naamwoorden, aanwijzende en vragende voornaamwoorden. In onderstaande tabel staan ze in combinatie met enkele voornaamwoorden, omdat deze soms op speciale wijze worden gevormd.

    Hongaarse syntactische naamvallen en aanwijzende en persoonlijke voornaamwoorden
    syntactische naamvallen voornaamwoorden: ↓
    naamval gebruik uitgang persoonlijk vnw. aanwijzend vnw. vragend vnw.
    1ste naamval,
    nominatief
    onderwerp
    (subject)
    ø
     1.
     2.
     3.
     "
     "
    én
    te
    ő
    Ön
    Maga
    11.
    22.
    33.
     "
     "
    mi
    ti
    ők
    Önök
    Maguk
    ev. az ez
    mv. azok ezek
    dat dit
    die deze
    ev. mi? ki?
    mv. mik? kik?
    wat? wie?
    3de naamval,
    datief
    "aan"/"voor"
    meewerkend
    voorwerp
    -nak/-nek 
     1.
     2.
     3.
     "
     "
    nekem
    neked
    neki
    Önnek
    Magának
    11.
    22.
    33.
     "
     "
    nekünk
    nektek
    nekik
    Önöknek
    Maguknak
    minek? annak ennek
    miknek? azoknak ezeknak
    waarvoor?
    waartoe?
    daarvoor hiervoor
    ev.
    mv.
    minek?
    miknek?
    kinek?
    kiknek?
    waarvoor
    aan wat?
    voor wie?
    aan wie?
    4de naamval,
    accusatief
    lijdend
    voorwerp
    (object)
    -ot/-et/-öt 
    (-at/-et )
    (-t) 
     1.

     2.
     3.
     "
     "
    engem

    téged
    őt
    Önt
    Magát
    11.

    22.
    33.
     "
     "
    bennünket,
    minket
    titeket
    őket
    Önöket
    Magukat
    mit? azt ezt
    miket? azokat ezeket
    wat? dat
    die
    dit
    deze
    ev. mit? kit?
    mv. miket? kiket?
    wat? wie?

    De vorm van de uitgangen voor het lijdend voorwerp zijn afhankelijk van de stam, waarachter ze geplaatst worden. Bij verlagende stammen zijn er slechts 2 vormen om uit te kiezen, en achter een klinker en achter bepaalde medeklinkers (van niet verlagende stammen) vervalt de beginklinker van de uitgang. Zie voor verdere toelichting hierboven.

    Naamvallen voor plaats en richting

    Uitgangen van plaats en richting (lokaalsuffixen) worden gebruikt in de plaats waar in het Nederlands bepaalde voorzetsels (in, op, bij, ...) staan. Ze kunnen systematisch worden ingedeeld in groepjes van drie, waarbij onderscheid is tussen:

    • de richting ernaartoe (antwoord op de vraag: hová? = waarheen?),
    • de aanduiding van plaats (antwoord op de vraag: hol? = waar?), en
    • de richting ervandaan (antwoord op de vraag: honnan? = waarvandaan?).

    Plaats en richting-bepalende uitgangen komen voor een groot deel in hun betekenis overeen met de voorzetsels in het Nederlands. Ze komen voor in twee of drie harmonische vormen. Veelal geven deze uitgangen plaats of richting aan, maar in enkele gevallen gaan ze samen met bepaalde werkwoorden. De uitgangen worden geplaatst achter een eventuele bezitsuitgang of meervoudsuitgang

    Voorbeeld: a házban in het huis; házamban in mijn huis; a házakból de huizen uit.

    Een vollediger overzicht geeft onderstaande tabel, waarin met de antwoorden op de vragen hova?=waarheen?, hol?=waar? en honnan?=waarvandaan? de verschillende naamvallen zijn gegroepeerd:

    Hongaarse lokaal-naamvallen en aanwijzende en persoonlijke voornaamwoorden
    plaats- & richtingsuitgangen ↓ voornaamwoorden: ↓
    algemene
    betekenis,
    groep
    waarheen?
    (hová?)
    waar?
    (hol?)
    waarvandaan?
    (honnan?)
    persoonlijk
    voornaamwoord
    aanwijzend
    voornaamwoord
    vragend
    voornaamwoord
    "in", binnen illatief
    -
    -ba/-be
    inessief
    -
    -ban/-ben
    elatief
    -
    -ból/-ből
     * hová?
    waarheen?
    hol?
    waar?
    honnan?
    waarvandaan?
     1.
     2.
     3.
    11.
    22.
    33.
    belém
    beléd
    belé
    belénk
    belétek
    beléjük
    bennem
    benned
    benne
    bennünk
    bennetek
    bennük
    belőlem
    belőled
    belőle
    belőlünk
    belőletek
    belőlük
    hová? hol? honnan?
    abba abban abból
    ebbe ebben ebből
    hová? hol? honnan?
    mibe? miben? miből?
    kibe? kiben? kiből?
    "op" sublatief
    -
    -ra/-re-
    superessief
    -
    -on/-en/-ön
    delatief
    -
    -ról/-ről
     * hová? hol? honnan?
     1.
     2.
     3.
    11.
    22.
    33.
    rám
    rád

    ránk
    rátok
    rájuk
    rajtam
    rajtad
    rajta
    rajtunk
    rajtatok
    rajtuk
    rólam
    rólad
    róla
    rólunk
    rólatok
    róluk
    hová? hol? honnan?
    arra azon arról
    erre ezen erről
    hová? hol? honnan?
    mire? min? miről?
    kire? kin? kiről?
    "bij", buiten allatief
    -
    -hoz/-hez/-höz
    adessief
    -
    -nál/-nél
    ablatief
    -
    -tól/-től
     * hová? hol? honnan?
     1.
     2.
     3.
    11.
    22.
    33.
    hozzám
    hozzád
    hozzá
    hozzánk
    hozzátok
    hozzák
    nálad
    nálad
    nála
    nálunk
    nálatok
    náluk
    tőlem
    tőled
    tőle
    tőlünk
    tőletek
    tőlük
    hová? hol? honnan?
    ahhoz annál attól
    ehhez ennél ettől
    hová? hol? honnan?
    mihez? minél? mitől?
    kihez? kinél? kitől?
    "tot/tot aan"
    (plaats en tijd)
    terminatief
    -
    -ig
    ø
    meddig? addig eddig
    meddig?

    Voor het aangeven van plaats of richting zijn er ook postposities of achterzetsels. Deze worden los achter het bijbehorende woord geplaatst en vertonen geen klinkerharmonie.

    Voorbeelden: a ház mögött achter het huis, a kert előtt voor het tuin

    De uitgangen, achtervoegsels en de achterzetsels kunnen onderling vaak gecombineerd worden tot zelfstandige eenheden.

    Voorbeelden: benne in hem/er in, mögöttem achter mij, velünk = met ons.

    Naamvallen voor tijd

    Er zijn twee naamvallen die verband houden met de tijd:

    • De terminatief met de vorm -ig is niet-harmonisch. . Tot / tot aan (voor tijdstip of voor plaats) wordt aangegeven door -ig (terminatief) achter de stam te zetten. Deze uitgang is stabiel en er is dus geen klinkerharmonie.
      Voorbeelden: Meddig? = Tot wanneer? / Tot hoever?; Mettől meddig? = Van wanneer tot wanneer?; Négyig = Tot vier (uur); Budapestig = tot Boedapest
    • De temporalis met de vorm -kor is niet-harmonisch. Om (tijdstip) wordt aangegeven door -kor (temporalis) achter de stam te zetten. Deze uitgang is stabiel (er is geen klinkerharmonie).
      Voorbeelden: Mikor? = Wanneer?; Hány órakor? = Hoe laat?; Ötkor / Öt órakor = Om vijf / Om vijf uur; Gyermekkor = ten tijde van de kinderleeftijd.
    • De distributief-temporalis met de vormen -onta/-ente/-önte en na een klinker -nta/-nte heeft drie of twee harmonische vormen. Deze is vergelijkbaar met de distributief, maar heeft alleen betrekking op de tijd.
      Voorbeeld: naponta = dagelijks, évente = jaarlijks, csütörtökente = donderdags, elke donderdag.
    Hongaarse grammatica naamvallen terminatief, temporalis en distributief-temporalis
    Uitgangen met betrekking tot tijd Voorbeelden voornaamwoorden:
    betekenis naamval vormen persoonlijk v.n.w. aanwijzend v.n.w. vragend v.n.w.
    "tot"
    (tijdstip
    of plaats)
    terminatief -ig  ø
     * az
    dat
    die
    ez
    dit
    deze
    meddig? addig eddig
    hoelang?
    hoever?
    tot dan,
    tot daar
    tot nu,
    tot hier
    meddig? tot wanneer?
    tot waar?
    "om"
    (tijdstip)
    temporalis -kor  ø
     * az
    dat
    die
    ez
    dit
    deze
    mikor? akkor ekkor
    wanneer? dan, toen
    mikor? wanneer?
    "herhaaldelijk"
    "elke ..."
    (tijdstip)
    distributief-
    temporalis
    -onta/-ente/-önte 
    -nta/-nte 
    ø

    Naamvallen voor instrument, doel en resultaat

    Er zijn drie naamvallen die verband houden met instrument, doel en resultaat: de causalis-finalis, de instrumentalis en de translatief.

    • De causalis-finalis voor wegens, om met de uitgang -ért is niet-harmonisch, en veroorzaakt ook geen wijzigingen in de stam, waarachter deze wordt geplaatst.
    • De instrumentalis voor met, samen met wordt aangegeven door -val/-vel achter de stam te zetten, waarbij de -v wordt aangepast aan de eind-medeklinker (twee harmonische vormen).
      Voorbeelden: a macskával met de kat, az ablakkal met het raam.
    • De translatief met de betekenis (veranderend) in/tot heeft de vormen -vá/-vé. De begin-v van de uitgang assimileert met de eindklinker van het woord waaraan de uitgang wordt toegevoegd, vergelijkbaar met -val/-vel.
    Hongaarse grammatica naamvallen voor instrument, doel en resultaat bij persoonlijk, aanwijzend en vragend voornaamwoord
    Naamvallen voor instrument, doel en resultaat voorbeelden:
    betekenis naamval vormen pers. vnw. aanwijzend voornaamwoord vragend voornaamwoord
    "wegens",
    "om"
    causalis-finalis -ért 
     * kiért?
     1.
     2.
     3.
     
     
    11.
    22.
    33.
     
     
    értem
    érted
    érte
    Önért
    Magaért
    értünk
    értetek
    értük
    Önökért
    Magukért
     * az
    dat
    die
    ez
    dit
    deze
    miért? azért ezért
    mikért? azokért ezekért
    waarom daarom hierom
    mi?, mik? ki?, kik?
    ev. miért? kiért?
    mv. mikért? kikért?
    waarom? om wie?
    "met" instrumentalis,
    sociatief
    -val/-vel
     * kivel?
     1.
     2.
     3.
     
     
    11.
    22.
    23.
     
     
    velem
    veled
    vele
    Önnel
    Magával
    velünk
    veletek
    velük
    Önökkel
    Magukkal
     * az
    dat
    die
    ez
    dit
    deze
    mivel? avval/azzal evvel/ezzel
    mikkel? azokkal ezekkel
    waarmee?
    met wat?
    daarmee
    met die
    hiermee
    met deze
     * mi?, mik?
    wat?
    ki?, kik?
    wie?
    ev. mivel? kivel?
    mv. mikkel? kikkel?
    waarmee? met wie?
    "(veranderend)
    in/tot"
    translatief -vá/-vé  ø
     * az
    dat
    die
    ez
    dit
    deze
    mivé? azzá ezzé
    waarin?,
    in/tot wat?
    daarin
    in dat
    hierin
    in dit
    mivé?
    waarin?, in wat?

    Restgroep naamvallen

    De distributief -onként/-enként/-önként is vergelijkbaar met de distributief-temporalis, maar kan ook worden toegepast als het niet om de factor tijd gaat. De beginklinker vervalt als de stam eindigt op een klinker.

    Voorbeeld: Darabonként adják el = Ze verkopen het per stuk.

    De associatief -ostul/-estül/-östül heeft een instabiele beginklinker, die vervalt als de stam eindigt op een klinker. De betekenis is ongeveer: samen met (zijn eigen).

    Voorbeeld: Kutyástul ment sétalni = Zij ging wandelen samen met haar (eigen) hond. Soms wordt de uitgang -val/-vel ook als "associatief" beschouwd.

    De formalis en de essief hebben de betekenis "als", "in de hoedanigheid van".

    Hongaarse grammatica naamvallen
    Restgroep Hongaarse uitgangen
    betekenis naamval vormen
    iedere, herhaaldelijk distributief -onként/-enként/-önként, -nként
    samen met (eigen) associatief -ostul/-estül/-östül, -stul/-stül
    als formalis -ként
    als essief -ul/-ül (-an/-en)

    Hongaarse werkwoorden

    Zie Hongaars werkwoord voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

    Van de Hongaarse werkwoorden staat in het woordenboek de belangrijkste stam opgenomen. Deze stam van het werkwoord komt overeen met de derde persoon enkelvoud van de tegenwoordige tijd. Deze stam wordt gewoonlijk gebruikt in alle werkwoordstijden. Meer stammen kunnen er zijn bij onregelmatige werkwoorden, bijvoorbeeld voor andere tijden en wijzen. Een veel voorkomende bijzonderheid vormen de -ik werkwoorden, waar de uitgang -ik achter de stam staat bij de woordenboekvorm.

    De vervoeging van de werkwoorden vindt plaats door uitgangen voor de personen. De meest uitgangen zijn er in twee harmonische vormen of in drie harmonische vormen, waaruit dan een keuze gemaakt moet worden op grond van de regels voor de klinkerharmonie. De keuze is daarbij afhankelijk van de (laatste) klinker in de stam van het werkwoord. Het grammaticaal geslacht wordt daarbij niet aangegeven. Om de verschillende wijzen en tijden aan te duiden wordt vóór de uitgang nog eerst een "teken" geplaatst, waardoor er een verlengde stam ontstaat.

    Voorbeeld: Ül = Hij zit (woordenboekvorm zitten), Ülök = Ik zit (eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd) Ültem = Ik zat (eerste persoon enkelvoud verleden tijd), Üljél le = Zit! (gebiedende wijs, 2de persoon)
    Voorbeeld ik-stam: Lakik = Hij woont (woordenboekvorm wonen, stam met -ik), Lakunk = Wij wonen (eerste persoon meervoud, Laktunk = Wij woonden (verleden tijd).