Johannes Godfried de Jongh
J.G. de Jongh | ||
---|---|---|
Portret van J.G. de Jongh
| ||
Persoonlijke gegevens | ||
Geboortedatum | 6 mei 1872 | |
Geboorteplaats | Utrecht | |
Overlijdensdatum | 8 december 1925 | |
Nationaliteit | Nederland | |
Academische achtergrond | ||
Alma mater | Universiteit Leiden | |
Wetenschappelijk werk | ||
Vakgebied | Bedrijfseconomie | |
Universiteit | Erasmus Universiteit Rotterdam |
Johannes Godfried de Jongh (Utrecht, 6 mei 1872 - 8 december 1925[1][2]) was een Nederlands bedrijfseconoom, hoogleraar in de bedrijfshuishoudkunde en rector magnificus aan de Nederlandsche Handelshoogeschool te Rotterdam in het studiejaar 1919-1920. Hij was gespecialiseerd in het "financiewezen der onderneming" en de rekeningwetenschap, sinds 1937 accountancy.[3][4][5]
Levensloop
[bewerken | brontekst bewerken]De Jongh was geboren in Utrecht en begon zijn carrière als leraar aan de Rijks Hogere Burgerschool in Utrecht. Na vijf jaar startte hij en accountant-praktijk in Utrecht.[5] Op 19 juni 1901 promoveerde hij aan de Universiteit van Leiden in de rechtsgeleerdheid.[6]
Bij de oprichting van de Nederlandsche Handelshoogeschool in 1913 werd de Jongh aangesteld als lector in de bedrijfsleer.[7] In 1915 werd deze aanstelling omgezet tot gewoon hoogleraar in de bedrijfsleer en de rekening wetenschap.[8] De Jongh ging lesgeven naast J.G.Ch. Volmer, die in 1913 al was aangesteld als buitengewoon hoogleraar in de bedrijfshuishoudkunde. Een van zijn promovendi in die tijd was Nico Jacob Polak.[9] De Jongh gaf ook onderwijs aan de Hogere Krijgsschool in Breda.[5]
De Jongh bleef beroepsmatig actief als accountant,[10] en als vertegenwoordiger in enige vakorganisaties. Voor 1909 was het voorzitter van een Nederlandse bond, en was in deze hoedanigheid in 1909 betrokken bij de oprichting van het Nederlands Instituut van Accountants, een voorloper van het NIVRA.[11][12] In 1918 nam hij ook deel in een staatscommissie, ingesteld bij koninklijk besluit van 16 mei 1918, om een wettelijke regeling op te stellen voor het Nederlands handelsonderwijs en het accountantswezen.[13]
Werk
[bewerken | brontekst bewerken]De invloed van den rentestand op de Balans, 1915
[bewerken | brontekst bewerken]De Jongh's inaugurale rede aan de Nederlandsche Handelshoogeschool in 1915 was getiteld De invloed van den rentestand op de Balans.[14] Volgens Théodore Limperg was dit de eerste behandeling van "het intertabulair evenwicht, in verband met de waardeering tegen de contante waarde der rendementen (der nuttigheden)... Deze onderwerpen werden nader door hem uitgewerkt ir. 2 artikelen in de Accountant van Mei 1916, pag. 63 e.v."[15]
Het financieel beleid van de onderneming, 1919
[bewerken | brontekst bewerken]Als rector van de Nederlandsche Handelshoogeschool gaf hij een voordracht ter gelegenheid van de zesde herdenking van de stichting der Nederlandsche Handels-Hoogeschool op 7 november 1919. Hierbij begon hij over de inhoud van het financieel beleid van de toenmalige onderneming. Hij sprak:
Waren dit oorspronkelijk voor het meerendeei der ondernemingen toch vragen, die ter nauwernood verschilden van diegene, welke voor den leider eener gewone aan de consumptie gewijde huishouding golden, dank zij den innigen band, die als regel tusschen deze en onderneming bestond, onder de tegenwoordige verhoudingen kan dit kwalijk meer als geldend worden aangenomen. Was vroeger overwegend de koopman eenig eigenaar van zijn zaak, beschikte hij, om mij hiertoe te beperken, over de gelden tengevolge van winstmaking in deze gekomen en overwoog hij als goed huisvader welke gedeelten daarvan dienden te worden gekapitaliseerd, en welke voor consumptie doeleinden konden worden aangewend; met de meerdere ontwikkeling van den zelfstandigen ondernemingsvorm en de daarmede gepaard gaande splitsing tusschen ondernemingsvermogen en dat der eigenaren, verplaatste zich dit deel van de koopmanstaak bij een aanzienlijk aantal ondernemingen van het eene gebied naar het andere, om niet te gewagen van het evenzeer belangrijk aantal malen, dat ten gevolge van den vorm, voor de onderneming bij haar oprichting gekozen, van den aanvang af beschikkingen van dien aard van nature tot het gebied van deze behoorden.[16]
En verder stelde hij:
Dientengevolge ontstond als tweede bestanddeel van de koopmanstaak in de meerderheid der gevallen naast de zorg de onder zijn leiding werkende onderneming op te voeren tot zoo groot mogelijk rendement, de verplichting tot het beramen van maatregelen, die de verzekering van de financieele positie van deze onderneming beoogen. Onder deze maatregelen neemt de reservevorming ongetwijfeld een belangrijke plaats in; het is deze en de ontwikkeling waartoe zij in den loop der tijden is gekomen, welke ik heden aan een nadere beschouwing wensch te onderwerpen...[16]
Ontvangst
[bewerken | brontekst bewerken]In het overlijdensbericht in Het Vaderland werd beschreven, dat De Jongh zich heeft ingezet om "de handelswetenschap uit de sfeer van de boekhoudtechniek op een hooger plan op te voeren."[5] In een gedenkboek over veertig jaar accountancy vatte het Nederlands Instituut van Accountants (1935) de bijdrage van het werk van De Jongh als volgt samen:
...Dankzij het werk door Volmer en J. G. de Jongh, als docenten verricht, kon de studie der bedrijfseconomie een groote vlucht nemen, en is van Rotterdam over het geheele studiegebied der handelswetenschappen een bevruchtende invloed uitgegaan."[17]
Publicaties
[bewerken | brontekst bewerken]- Algemeene rekenkunde en hare toepassingen op handel en bedrijf met tafels voor samengestelden interest en samengesteld disconto : voortgezet handelsrekenen. Amsterdam : Elsevier, 1906.
- De invloed van den rentestand op de balans,[18] 1915.
- De resultaten van het Nederlandsche levensverzekering-bedrijf over de jaren 1912, 1913, 1914 en 1915 (in verband met het monopolieplan-Treub),[19] Instituut voor Economische Geschriften, 1916.
- De reservevorming der Nederlandsche Naamlooze Vennootschap,[20] 1919.
- Met Th. Limperg en J.G.Ch. Volmer. Bedrijfseconomische studiën: een verzameling herdrukken van redevoeringen, referaten en artikelen,[21] Bohn, 1932.
Externe link
[bewerken | brontekst bewerken]- ↑ Leidsch Dagblad, 9 december 1925. p.6. Gearchiveerd op 19 augustus 2023.
- ↑ "In memoriam Prof. J. G. de Jongh." in Stud. Alm. Rott., 1926
- ↑ Vries, Johan de. Geschiedenis der accountancy in Nederland : aanvang en ontplooiing, 1895-1935. 1985, p. 150. Gearchiveerd op 5 maart 2016.
- ↑ D. Schröder; Portrait of J.G. de Jongh, 1926 gedateerd Rotterdam, Stichting Universitair Historisch op rkd.nl, 2015. Gearchiveerd op 1 december 2017.
- ↑ a b c d "Prof. J. G. DE JONGH. †". "Het Vaderland : staat- en letterkundig nieuwsblad". 's-Gravenhage, 08-12-1925. Geraadpleegd op Delpher op 03-09-2015, online
- ↑ Rijksuniversiteit te Leiden. Album studiosorum Academiæ lugduno-batavæ MDCCCLXXV-MCMXXV. A. W. Sijthoff, 1925. p. 33
- ↑ Johannes Hermanus van Stuijvenberg (1963), De Nederlandsche Economische Hoogeschool, 1913-1963. p. 44
- ↑ "Haarlem's Dagblad," 28 september 1915, p. 3.
- ↑ Polak, Nico Jacob (1887-1948) - Resources Huygens ING
- ↑ De Vries (1985, p. 135)
- ↑ De Vries (1985, p. 127)
- ↑ W. Beijderwellen. Het accountantsberoep in Nederland. 1928, p. 74
- ↑ De Vries (1985, p. 136)
- ↑ Nederlands Instituut van Accountants (1935). Gedenkboek Nederlandsch Instituut van Accountants, 1895-1935.
- ↑ Limperg publicatie[dode link] op geoplaza.vu.nl.
- ↑ a b de Jongh (1919)
- ↑ Nederlands Instituut van Accountants. Gedenkboek Nederlandsch Instituut van Accountants 1895-1935, 1935. p. 35.
- ↑ Online op imagebase.ubvu.vu.nl. Gearchiveerd op 3 februari 2016.
- ↑ Online op imagebase.ubvu.vu.nl
- ↑ Online op imagebase.ubvu.vu.nl
- ↑ Online op imagebase.ubvu.vu.nl. Gearchiveerd op 5 maart 2016.
Voorganger: Nicolaas Posthumus |
Rector magnificus van de Erasmus Universiteit Rotterdam 1919 - 1920 |
Opvolger: Willem Hendrik Drucker |