Ulevellenmos
Ulevellenmos | |||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Ulevellenmos in Wisconsin | |||||||||||||
Taxonomische indeling | |||||||||||||
| |||||||||||||
Soort | |||||||||||||
Xanthomendoza ulophyllodes (Räsänen) Søchting, Kärnefelt & S.Y. Kondr. (2002) | |||||||||||||
Afbeeldingen op Wikimedia Commons | |||||||||||||
Ulevellenmos op Wikispecies | |||||||||||||
|
Het ulevellenmos (Xanthomendoza ulophyllodes) is een korstmos van het geslacht Xanthomendoza uit de familie Teloschistaceae. De soort werd in 1931 voor het eerst beschreven door de Finse lichenoloog Veli Räsänen onder de soortnaam Xanthoria ulophyllodes. In 2002 werd de soort door Ulrik Søchting, Ingvar Kärnefelt en Sergey Yakovlevich Kondratyuk onder het huidige geslacht geplaatst.
Kenmerken
[bewerken | brontekst bewerken]Ulevellenmos komt in Nederland bijna alleen voor op oude iepen in de dorpen op de Waddeneilanden. De soort is nog maar relatief kort uit Nederland bekend. Ulevellenmos lijkt op kroezig dooiermos (Polycauliona candelaria), maar is groter en bedekt meestal een aanzienlijk oppervlak van de boomstam.[1] Het wijkt verder af van kroezig dooiermos door de bredere, deels aanliggende en gebogen lobben (in plaats van de meer opstaande bloemkoolvormige lobben), het bezit van rhizinen en de langere, staafvormige pycnosporen (3,5 bij 1 μm).[2] Het is tevens verwant aan het dragonderdooiermos (Oxneria huculica), maar heeft een meer losliggend thallus en minder duidelijk begrensde soralen.[3]
Het bovenoppervlak is (helder) oranje en glad. De soralen zijn korrelig. Het merg is wit en met korte schimmeldraden. De onderzijde is wit, glad of enigszins gerimpeld, met overvloedige, witte tot gele rhizinen. De apothecia zijn over het algemeen zeldzaam en tot 3 mm in diameter. De parafysen zijn enkelvoudig of licht vertakt en cilindrisch van vorm.[4]
Verspreiding
[bewerken | brontekst bewerken]Het ulevellenmos wordt hoofdzakelijk gevonden in gebieden op het noordelijk halfrond met een gematigd klimaat. Tot dusver is het gevonden in Noord-Amerika, Europa en Azië.[4]
Benelux
[bewerken | brontekst bewerken]De soort werd in Nederland voor het eerst in 1999 gevonden op de Waddeneilanden. Echter werd toen al waarschijnlijk geacht dat de soort al eerder hier aanwezig was, gezien het door de gelijkenis met kroezig dooiermos gemakkelijk over het hoofd te zien is.[2] Op de Rode Lijst van korstmossen van 2012 werd de soort genoteerd in de categorie "Gevoelig".[5] Dit bleef onveranderd met de lijst van 2015. Ondertussen is de soort al meermaals ook op het vasteland gevonden, alsook in reeds verzameld materiaal van vóór 1999.[1]
In België is de soort eveneens zeldzaam, en wordt het met name waargenomen in het oosten en zuidoosten van het land. In Luxemburg is het mos ook meermaals waargenomen.[6]
Foto's
[bewerken | brontekst bewerken]- De artikelen van Aptroot en Kok (1999) en Sparrius en Sytsma (2014) zijn gepubliceerd op natuurtijdschriften.nl en vallen daarmee onder de licentie Creative Commons Naamsvermelding. Stukken tekst uit deze artikelen zijn dus aangepast en overgenomen in dit artikel.
- De tekst onder het kopje "Herkenning & ecologie" van de NDFF Verspreidingsatlas, geschreven door Laurens Sparrius (2015), is tevens onder de licentie Creative Commons Naamsvermelding vrijgegeven, en is eveneens bewerkt en in dit artikel opgenomen.
- ↑ a b Ulevellenmos in de NDFF Verspreidingsatlas. verspreidingsatlas.nl. Geraadpleegd op 2 april 2022.
- ↑ a b Aptroot, André, & van Herk, Kok (1999). Xanthoria ulophyllodes, een nieuw macrolicheen voor Nederland. Buxbaumiella 48 (1): 45-46
- ↑ Sparrius, Laurens, & Sytsma, Michiel (2014). Oxneria huculica, dragonderdooiermos, nieuw voor Nederland. Buxbaumiella 100 (1): 25
- ↑ a b (en) CNALH - Xanthomendoza ulophyllodes. lichenportal.org. Geraadpleegd op 2 april 2022.
- ↑ Aptroot, André, van Herk, Kok & Sparrius, Laurens (2012). Basisrapport voor de Rode Lijst Korstmossen. Buxbaumiella 92 (1): 41
- ↑ (en) Lichens of Belgium, Luxembourg and northern France. lichenology.info. Geraadpleegd op 2 april 2022.